Vloeiendheidsstoornissen: stotteren en broddelen

 

Stotteren

Stotteren is een spraakstoornis, waarbij het vloeiende verloop van de spraakbeweging gestoord is.

De oorzaak is een zwakke (aangeboren) aanleg voor timing in spraak-taalprocessen. Spreken is een complex proces, waarbij de timing en coördinatie van de spreekbewegingen bij mensen die stotteren niet soepel verloopt. De ernst van de neuromusculaire timingstoornis verschilt per persoon, die stottert.

Klanken of lettergrepen worden herhaald of verlengd. Soms worden ze er met veel spanning uit geperst. Daarnaast kunnen bij het stotteren begeleidende symptomen voorkomen. Voorbeelden zijn meebewegingen in het gezicht en van lichaamsdelen, verstoring van de adem, transpireren en spanning. Naast deze zichtbare en hoorbare symptomen zijn er ook verborgen symptomen. Vermijden van situaties, bepaalde woorden of klanken omzeilen, gebrek aan zelfvertrouwen en angst om te spreken wat kan resulteren in zwijgen. Stotteren kan de communicatie ernstig verstoren. De ernst van het stotteren wordt niet alleen bepaald door de zichtbare en hoorbare symptomen maar ook de niet zichtbare factoren, sociaal-emotionele problemen, cognitieve problemen en angst als gevolg van het stotteren, bepalen mede de zwaarte van het stotterprobleem.

 

Ongeveer één op de 100 oudere kinderen, jongeren en volwassenen stotteren zodanig dat het een dagelijks probleem vormt. De levenskwaliteit van mensen die stotteren is vaak aangetast, soms in die mate dat het om een ernstige handicap gaat. Zover hoeft het niet te komen. Het risico op complexere pathologieën (gedragsstoornissen, relatieproblemen etc.) is veel geringer wanneer men stotteren op heel jonge leeftijd behandelt. Het is dan ook van groot belang om heel jonge stotterende kinderen correct te detecteren en hulp aan te bieden aan de kinderen bij wie stotteren zich ontwikkelt en waarbij geen herstel optreedt.

Bij uitzondering kan iemand op latere leeftijd gaan stotteren. De aanleiding hiervoor kan vaak gevonden worden in een plotseling optredend emotioneel trauma. Er zal geen gewoontevorming optreden bij een goed (begeleid) verwerkingsproces.              

Neurogeen stotteren is een vloeiendheidsstoornis, die kan ontstaan na onder andere een CVA, hoofdtrauma, hersentumor of hersenvliesontsteking. Soms begint stotteren in de puberteit. Ook dan is het zaak om snel een logopedist/stottertherapeut te raadplegen om de oorzaken te analyseren en eventueel behandeling te starten.

Stotteren bij kinderen

Stotteren begint meestal bij kinderen tussen de twee en zeven jaar. Bij de meeste kinderen gaat stotteren vanzelf over, maar sommigen hebben een behandeling door een logopedist of stottertherapeut nodig. Het is dan belangrijk om snel goed onderzoek te doen, zodat ouders goede informatie krijgen of therapie nu wel/niet zinvol is. De betreffende logopedist/stottertherapeut zal dan vanzelf aangeven of behandeling meteen zinvol is of niet en op welke gronden.

 

Met de Screenings Lijst voor Stotteren (SLS) kan worden onderzocht door ouders of hulpverleners, die zich zorgen maken om een kind dat begint te stotteren, of verwijzing naar een logopedist geïndiceerd is. De SLS is niet geschikt voor oudere kinderen of volwassenen.

 

Met vroegtijdige signalering en behandeling (vanaf het 2e jaar en vóór het 7e jaar) zijn veel problemen op latere leeftijd te voorkomen. 

 

Vroegtijdige interventie is gunstiger voor ouders, kind, therapeut, omgeving en maatschappij dan afwachten tot het stotteren een groter probleem is geworden. De ouders en het kind winnen erbij omdat het stotteren nu eenmaal beter te behandelen is op zeer jonge leeftijd, met geringere inspanningen dan wanneer de behandeling later start.
Een therapie hoeft dan doorgaans niet lang te duren.

 

WAT DOET DE LOGOPEDIST?

De logopedist zal een onderzoek doen naar het stotteren. Zijn er problemen op het gebied van de spraakmotoriek, zijn er emotionele factoren, omgevingsfactoren of combinaties daarvan? Nagegaan wordt hoe het stotteren zich heeft ontwikkeld en in welke fase het stotteren is. De therapie is maatwerk, de aangeboden therapie wordt afgestemd op de specifieke hulpvraag en individuele stotterprobleem van de cliënt.

 

Stottertherapie bij kinderen

Bij het samenstellen van het behandelprogramma zal er rekening mee gehouden worden in welke fase het stotteren zich ontwikkeld heeft. Bij kinderen worden de ouders/verzorgers en vaak ook het gezin altijd bij de behandeling betrokken. Soms bestaat de begeleiding uit indirecte therapie, waarbij de omgeving van het kind adviezen krijgt en begeleid wordt in de communicatie met het kind. Het kind kan ook zelf direct behandeld worden, maar niet zonder medewerking van zijn omgeving.

 

Stottertherapie bij jongeren of volwassenen

Bij jongeren of volwassenen, bij wie het stotteren zich al verder ontwikkeld heeft, doet de logopedist/stottertherapeut eerst uitgebreid onderzoek. Hierbij wordt het stotteren in kaart gebracht: het hoorbare en zichtbare stottergedrag, de sociaal-emotionele factoren, cognitieve factoren, omgevingsfactoren en de uitlokkende en/of in stand houdende factoren. Naar aanleiding van dit onderzoek zal de logopedist/stottertherapeut in samenspraak met de cliënt een plan van aanpak oefenen, maar ook door specifieke spreektechnieken te oefenen of aanpak van de beleving van het stotteren.

 

Logopedist – Stottertherapeut

Logopedisten zijn opgeleid om een breed scala van klachten rond de mondelinge communicatie te behandelen. Daaronder hoort ook het behandelen van stotteren. De problematiek rond stotteren is echter soms zodanig complex dat extra kennis en vaardigheden nodig zijn om dit goed te kunnen begeleiden. De emotionele en sociale kanten van het stotteren vereisen een goede kennis van bijvoorbeeld psychologische en gedragstherapeutische principes. Het trainen van de vloeiendheid vereist een goede beheersing van de vloeiendheidstechnieken. Een stottertherapeut verwerft tijdens de vervolgopleiding deze kennis en vaardigheden door middel van studie, stages en supervisie. Er zijn overigens ook logopedisten die zich extra hebben geschoold in stotteren, zonder dat zij stottertherapeut zijn. De minder complexe stotterproblematiek kan in principe ook door een logopedist worden begeleid.

 

Meer informatie over stotteren:

www.stotteren.nl
www.nedverstottertherapie.nl

 

Broddelen

Broddelen is een stoornis in het spreken. Je herkent het aan de niet-vloeiende of aritmische, moeilijk verstaanbare spraak. Opvallend zijn een slappe uitspraak en een hoog spreektempo, het ineenschuiven van woorden, bijvoorbeeld ‘tevisie’ in plaats van 'televisie'. Ook stopwoordjes, snelle woordherhalingen en klankherhalingen zijn signalen van broddelen. Daarnaast komen moeilijkheden met het formuleren van gedachten voor. Dit geldt ook voor schriftelijke formuleringen.

 

Broddelen kan samen gaan met hyperactiviteit en een slechte concentratie, dit hoeft echter niet. De luisteraar zal de persoon die broddelt vaak slecht verstaan en reageren met: "Wat zeg je?". De spreker merkt wel dat er iets mis is met zijn spreken, maar hij weet niet precies wat. Broddelen is een stoornis in de communicatie.

 

Doordat er herhalingen van woorden en klanken zijn, lijkt het broddelen soms op stotteren. Een verschil met stotteren is dat de broddelaar zijn herhalingen en onduidelijkheden in het spreken niet opmerkt, de stotteraar meestal wel.

 

De oorzaak van broddelen ligt aan een onvoldoende rijping van het centraal zenuwstelsel. De spraak- en taalontwikkeling verloopt daardoor niet evenwichtig. De volle omvang van het probleem wordt pas duidelijk rond het zevende jaar, als de periode van de spraak- en taalontwikkeling voltooid is.

 

Op latere leeftijd kan broddelen iemands carrière nadelig beïnvloeden, wanneer er hogere eisen aan de spreekvaardigheid gesteld worden. Dit geldt dan vooral voor mensen die broddelen en een spreekberoep hebben, zoals verkoper.

 

WAT DOET DE LOGOPEDIST?

Kinderen die broddelen worden in eerste instantie behandeld door een logopedist. In een later stadium kan een remedial teacher ingeschakeld worden, als er ook problemen zijn met de schoolse vaardigheden. Deze zogenaamde risicokinderen vertonen een late of vertraagde spraakontwikkeling; broddelen komt dan ook in de familie voor.

Bij (jong)volwassenen richt de behandeling zich vooral op bewustwording van de eigen spraak, uitspraaktraining, training in correct formuleren en ritme- en intonatietraining. Het resultaat van de behandeling hangt af van de ernst van het broddelen, doorzettingsvermogen, concentratievermogen en motivatie.

 

Informatie voor huisartsen en kinderartsen

Wanneer u iemand op uw spreekuur krijgt die stottert is het belangrijk dat u goed luistert naar de klacht en op de hoogte bent van de huidige ideeën over stotteren. Met name over de aanpak van beginnend stotteren zijn de ideeën de laatste 20 jaar veranderd. 

Als arts speelt u een belangrijke rol in het vroegtijdig onderkennen van stotterend of haperend spreken. Kinderen met klachten komen nu eenmaal het eerst bij u en bovendien bent u bij uitstek degene die ouders en kind naar een stotterdeskundige kan verwijzen. 

Met vroegtijdige signalering en behandeling (vanaf het 2e en vóór het 7e jaar) zijn veel problemen op latere leeftijd te voorkomen.
U kunt als arts bezorgde ouders helpen door bijvoorbeeld samen met hen de Screeningslijst voor Stotteren door te nemen. U kunt zorgen voor een goede begeleiding van stotterende kinderen en hun ouders door hen te verwijzen naar een logopedist of stottertherapeut. Op de achtergrond kunt u het proces blijven volgen, wat voor uzelf ook heel interessant kan zijn. De aanpak van stotteren bij jonge kinderen is namelijk de laatste 20 jaar behoorlijk veranderd.

Stotteren zou vanzelf overgaan....? Dan zouden er geen volwassen stotteraars zijn!
Stotteren kunt u o.a. herkennen aan de veelvuldige herhalingen en het verlengen van klanken; de spanningen en bijbewegingen in het gezicht of van het lichaam - trillingen in mond en kaak, spanning in borst of armen - en aan spreekangst en vermijdingsgedrag. Dit laatste kan zich uiten in bijvoorbeeld het gebruiken van andere woorden of zelfs het weigeren antwoord te geven of iets te zeggen.

Een zeer belangrijk signaal is de klacht van ouders dat hun kind stottert.
Ouders maken het kind dagelijks mee en voelen het vaak goed aan wanneer iets misloopt. Het is belangrijk dat u als arts de bezorgdheid van de ouders serieus neemt.

Wat kunt u doen?

·        luister naar de klacht van de ouders en luister ook zelf naar het spreken van het kind

·        met de ouders de genoemde screeningslijst voor stotteren invullen

·        wanneer verwijzing naar een stotterdeskundige nodig blijkt, adviseer de ouders dan contact op te nemen met zo'n deskundige - men kan ook via het Stotter Informatie Centrum aan de nodige gegevens komen

·        wanneer verwijzing niet direct nodig blijkt, maak dan een vervolgafspraak met de ouders

·        als u een stotterende tiener of volwassene op uw spreekuur krijgt dan is het belangrijk met hem door te nemen wat zijn eigen ideeën zijn over behandeling en therapie - ook hoe iemand zelf met het stotteren omgaat is belangrijk te weten voor uw eigen advies

De omgeving en de maatschappij in ruime zin winnen erbij, omdat heel wat jonge kinderen, die behandeld worden, het stotteren niet als probleem ontwikkelen. De bereikte resultaten zorgen ervoor dat ze een goede communicatie kunnen onderhouden met anderen, deel kunnen nemen aan gesprekken thuis, op school en in andere omstandigheden en een ruimere keuze van studie en werk kunnen overwegen. En het kostenplaatje van de behandeling bedraagt de helft tot driekwart minder dan de behandelingen op volwassen leeftijd, wanneer het stotteren grotendeels ingeslepen is (Boey, 2003). Wereldwijd is er consensus dat vroegtijdige interventie van stotteren effectiever is dan therapie die een tijd uitgesteld is of pas op latere leeftijd start (Starkweather, 1993, Curlee, 1993 in Onslow, Andrews, Lincoln, 1994). 

Om vroegtijdige interventie te kunnen starten is de juiste detectie van stotteren een voorwaarde. In Nederland beschikken we over de Screeningslijst Stotteren. Deze vragenlijst maakt in 2 minuten duidelijk of het kind stottert en of doorverwijzing nodig is. Een stotterdeskundige kan door onderzoek bepalen of het om ontwikkelingsstotteren gaat en kan inschatten of er een risico is op chronisch stotteren. Wanneer er nog een kans is op spontaan herstel kan besloten worden nog even te wachten met therapie. Juiste signalering van stotteren vergt alertheid van verschillende betrokkenen: ouders, peuterspeelzaalleiders, consultatiebureauartsen en huisartsen. Adequate voorlichting aan deze groepen, is een voorwaarde om signalering van beginnend stotteren te verbeteren. 

Bronnen: website www.stotteren.nl  en www.nedverstottertherapie.nl

 

 

 


www.nvlf.nl